- Aardkundige waarden in Winterswijk

De betekenis van het Nederlandse landschap kan op verschillende manieren tot utdrukking worden gebracht. Recreatie, historische waarde, belevingswaarde of diversiteit van het landschap kan dan als uitgangspunt gebruikt worden. Aardwetenschappelijke waardering heeft tot op heden een ondergewaardeerde rol gespeeld bij de waardering van een landschap. Veelal is vanuit een meer biologische waarneming een gebied als belangrijk aangemerkt. Het resultaat hiervan is dat veel geologisch, geomorfologisch en bodemkundig belangrijke objecten verloren zijn gegaan of onherstelbaar beschadigt. Hierbij moet worden gedacht aan activiteiten voor stadsuitbreiding, wegenaanleg, industrievestigingen, ontgrondingen, cultuurtechnische- en waterstaatkundige werken. Ook door het afwerken van groeven of het gebruik ervan als stortplaats zijn geologische afzettingen en bodems verloren gegaan.

Geologie en geomorfologie
In de jaren ‘70 is op initiatief van het toenmalige Rijksinstituut voor Natuurbeheer begonnen met een enquête en inventarisatie van de belangrijkste zgn. GEA-objecten. De term is afkomstig van het Griekse woord “Gaia” dat aarde of bodem betekent. De uiteindelijke rapportage, door Drs. Gerard P. Gongrijp, is eind jaren ‘80 gepresenteerd waarbij de uitkomsten van de enquêtes en de inventarisaties per provincie waren geordend. Het onderzoek en de uitkomsten worden nu nog steeds als basisonderzoekgegevens voor het Ontwerp Streekplan 2004 van de Provincie Gelderland gebruikt.

Bodemvorming
Naast de inventarisaties van de GEA-objecten uit de vorige paragraaf is er door
G.J. Born eind jaren ‘80 een Gelderland een inventarisatie uitgevoerd onder de naam ”Inventarisatie van aardwetenschappelijke waardevolle bodems en bodemlandschappen”. Ook dit onderzoek wordt nog steeds als basisonderzoek door de provincie Gelderland gebruikt in het kader van aardkundige waarden in het Ontwerp Streekplan 2005.

Voor de bescherming van de aardwetenschappelijke waardevolle bodems is van belang dat rekening wordt gehouden met het specifieke karakter van het gebied. Specifieke aandacht moet daarom gegeven worden aan het ontstaan van de verschillende bodemtypen. De huidige bescherming is opgebouwd rondom een meer algemene karakter die een algemeen beeld schets van belangrijke bodems en bodemlandschappen. Deze bescherming heeft betrekking op het instandhouden van het voorkomende reliëf. Juist reliëf kenmerkt zich als belangrijkste drager en is veelal bepalend voor de grote variatie van voorkomende bodems. Verstoring van het reliëf heeft een vrijwel direct een nivellering tot gevolg en tegelijkertijd verdwijnt het zichtbare beeld van het veelal lange proces van bodemvorming of bodemvormende processen.
Als voorbeelden van bedreigingen van bodems- en bodemlandschappen kan (diep)ploegen of spitten genoemd worden. Grondwateronttrekking leidt tot luchttoetreding dat tot vertering van het bodemprofiel kan leiden.

Voor een specifieke bescherming is het daarom nodig dat bij voorbereiding en planning van projecten aandacht is voor het diverse karakter van bodems en bodemlandschappen.
Afhankelijk van gewenste specifieke bescherming is een indeling naar de ontstaansgeschiedenis van de verschillend bodemtypen van belang.

Hierbij kan onderscheid gemaakt worden in:
• Bodems die een langdurige bodemvorming hebben ondergaan, de podzolen;
• Bodems die slechts een geringe bodemvorming hebben ondergaan, de vaaggronden;
• Bodems die zijn ontstaan door een lange landbouwgeschiedenis in het gebied, de bruine en zwarte eerdgronden;
• Bodems die ontstaan zijn uit organisch materiaal, de moerige gronden of venen.

Bodems die een langdurige bodemvorming hebben ondergaan
Podzolgronden
Tot deze groep van bodems behoren de Podzolgronden. In algemene zin hebben deze gronden een dunne humushoudende laag grond en zijn ontwikkeld in een zandig moedermateriaal.
Haarpodzolen worden gekenmerkt door een loodzandlaag en een min of meer verkitte ijzerlaag en zijn vooral gevoelig voor verstoring. Ploegen of spitten kan leiden tot ernstige verstoring van de natuurlijke opbouw van het profiel.
Veldpodzolen staan onder invloed van het aanwezige grondwater. Grondwateronttrekking of ontwatering leidt al gauw tot aantasting van het bodemprofiel. Reductieprocessen zijn essentieel bij de bodemvorming van veldpodzolen. Ploegen of spitten kan ook hierbij leiden tot ernstige verstoring van de natuurlijke opbouw van het profiel.
Holtpodzolen worden gekenmerkt door een geleidelijke overgang van de verschillende horizonten. Ploegen of spitten leidt net als de voorgaande podzolen tot ernstige verstoring van de natuurlijke opbouw van het profiel.

Bodems die slechts een geringe bodemvorming hebben ondergaan
De Vaaggronden zijn ontstaan in zandige of kleiige afzettingen. Er heeft zich relatief weinig bodemvorming voorgedaan.
Drecht-, Polder- en Vlakvaaggronden zijn het meest kwetsbaar omdat juist zij ontstaan zijn onder invloed van het aanwezige grondwater. Bij verlaging van het grondwater verliest de bodem haar specifieke karakteristiek. Het landschap verarmt vooral door het verdwijnen van deze natte gronden met landbouwkundige beperking

Bodems die zijn ontstaan door een lange landbouwgeschiedenis in het gebied
Eerdgronden
De groep van eerdgronden bestaan voornamelijk door een eeuwenlange landbouwkundig gebruik. Bescherming om het bestaande reliëf en gebruik te handhaven zal veelal voldoende bescherming bieden. Aanvullend is het verlagen van het grondwater ongewenst.

Bodems die ontstaan zijn uit organisch materiaal
Moerige gronden en Venen
De moerige gronden en venen bestaan voor het belangrijkste deel uit organisch materiaal. Dit materiaal is zeer gevoelig voor verlaging van de grondwaterstand. Hierdoor treedt een proces van mineralisatie en inklinking op. Veel van de veengronden zijn verdwenen door de winning van veen als brandstof in de eerste helft van de 20e eeuw. Door beschermende maatregelen vindt momenteel weer regeneratie van hoogveen plaats in b.v. het Wooldsche Veen.