- Samenvatting

Het begrip aardkundige waarden wordt al jaren gebruikt in beleidsvoorstellen. Vaak werd dit gedaan om het onder de aandacht van een groter publiek te brengen en de waarde ervan uit te drukken om daarmee enige bescherming te kunnen (gaan) bieden. In het verleden bestond veelal de gedachte dat de natuur maakbaar was. Deze opvatting is een gevaarlijke. Zeker ons aardkundig erfgoed is niet maakbaar, alles wat in de bodem kapot gemaakt is definitief verloren.

De oorsprong van het Winterswijkse landschap ligt in een ver verleden. Zo ontstaan aan het einde van het geologische periode Krijt ( 144 – 65 miljoen jaar geleden het zgn. Oost Nederlandse Plateau. In het Pleistoceen (2 miljoen – 10.000 jr. v. Chr.) vindt op grote schaal erosie plaats van de oude afzettingen. In het Holoceen (10.000 jr. v. Chr. – heden) ligt de geomorfologie zo goed als vast. Door stagnerend grondwater ontstaan de veengronden. Vanaf de Middeleeuwen tot ver in de 20 eeuw is veelal de mens verantwoordelijk geweest voor het ontstaan van het huidige (cultuur) landschap. Ontbossing, drooglegging, verkavelingpatronen en bewoning zijn belangrijke factoren die het landschap hebben gevormd.

Aardwetenschappelijke waardering heeft tot op heden een ondergewaardeerde rol gespeeld bij de waardering van een landschap. Veelal is vanuit een meer biologische waarneming een gebied als belangrijk aangemerkt. Het resultaat hiervan is dat veel geologisch, geomorfologisch en bodemkundig belangrijke objecten verloren zijn gegaan of onherstelbaar beschadigt. Hierbij moet worden gedacht aan activiteiten voor stadsuitbreiding, wegenaanleg, industrievestigingen, ontgrondingen, cultuurtechnische- en waterstaatkundige werken. Toch heeft Winterswijk nog een groot aantal, veelal kleine, belangrijke aardkundige waarden. Uit alle belangrijke geologische perioden komen nog voorbeelden voor.

Aandacht voor het landschap zowel Europees, landelijk en provinciaal/regionaal bestaat op verschillende terreinen. Deelaspecten van landschap als, stedenbouw, cultureel erfgoed, archeologie, architectuur, natuurbescherming zijn in het kader van verschillende wetgeving, richtlijnen en overeenkomsten ontwikkelt. Inzicht in de aard en het voorkomen van waardevolle landschappen is relevant voor het landschaps- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Het Nederlandse landschap, de betekenis die het heeft als informatiebron van zijn ontstaansgeschiedenis, is daarin zowel nationale als internationaal van belang.

Voor de achterliggende beleidsgeschiedenis, zowel landelijk, provinciaal als op gemeentelijk niveau, is slechts mondjes maat aandacht voor aardkundige waarden geweest. Privatisering van wetenschappelijke onderzoeksbureaus en een meer commerciëlere aansturing van universiteitsfaculteiten versterkt het beeld van afnemende aandacht. Het onderwerp wordt snel onder geschikt gemaakt aan andere meer in het oog springende onderwerpen.
Er is onvoldoende daadkracht en initiatief aan de dag gelegd waarbij de Rijksoverheid voor zichzelf slechts een faciliterende rol ziet weggelegd. Juist door de afwachtende houding is van een landelijke en planmatige aanpak geen sprake.
Op Provinciaal niveau wordt deze houding veelal goed bedoeld gebruikt om elk op de eigen wijze en opvatting beleidsonderdelen al dan niet te ontwikkelen. Voor gemeenten is het veelal niet haalbaar om de specialistische kennis in huis te halen.
De gemeente Winterswijk wordt als decennia lang als de mozaïekvloer van Nederland gezien, waarmee de veelheid aan geologische kenmerken wordt bedoeld. Het is juist dit unieke deel van Nederland waar meer aandacht en beschermende maatregelen opgezet moeten worden.
Vanuit die situatie is de wens ontstaan om deze in te zetten ten behoeve van de thema’s landschap, recreatie en cultuur. Door middel van planvoorstellen moet het mogelijk om ze onder de aandacht van een groot publiek te brengen.

Tot op heden is er onvoldoende aandacht voor de aardkundige waarden, de bouwstenen, van ons land geweest. De veelal “onzichtbare” delen van ons land, worden letterlijk over het hoofd gezien. Op veel plaatsen is het bodemarchief beschadigd of vernietigd wordt en nooit meer te herstellen.
Niet voor de hand liggend maar zeker niet onvermeld dienen de werkzaamheden die worden uitgevoerd voor “natuurontwikkeling”. De behoefte bestaat om de achteruitgang van die natuur door menselijke activiteiten te “compenseren”. Veelal staan deze activiteiten los van de geologische en geomorfologische en oorspronkelijke bodemlandschappen ter plaatsen en wordt het bodemarchief onherstelbaar beschadigt.
Vanuit de eigen kennis, ervaring of vanuit het gezichtspunt van natuurbeleving kan geheel verschillend naar deze ontwikkelingen gekeken worden. Zo kunnen verschillende vakgroepen spreken van (bodem)archiefvernietiging terwijl andere het beoordelen als biotoopvervalsing. In positieve zin kan het ook beoordeeld worden als natuurontwikkeling.

Op veel terreinen is sprake van een objectgerichte aanpak. Deze weg moeten we achter ons laten en overstappen op een brede gebiedsgerichte aanpak. Samenwerking en samenhang in het gehele traject tussen planvoorbereiding en planuitvoering (beheer) tussen de deelnemende partijen en disciplines zal een grote toegevoegde waarde geven. Concreet betekent dat er meer aandacht en samenhang moet komen en dat naast b.v. civieltechnische kanten ook geologische, geomorfologische, bodemkundige aspecten ook de (geo)hydrologie, ecologie van het landschap, landschappelijke structuren en patronen een rol moeten spelen.